De afgelopen decennia zijn stappen gezet in de integratie van onderwijs en onderzoek. Tevens zijn (kleinere) stapjes gemaakt om de brug te slaan van onderwijs en onderzoek naar ondernemerschap. Hoger onderwijsinstellingen, zeker het HBO, werken steeds nauwer samen met het bedrijfsleven. Dit krijgt zowel uiting in (praktijkgericht) onderzoek als in het onderwijs. In diverse vormen wordt daarmee geëxperimenteerd, denk aan het meester-gezel systeem.
Ook de centres of expertise in het HBO zijn erop gericht binnen een afgebakend domein samen te werken met stakeholders uit industrie en maatschappij. Op deze manieren krijgen studenten relevante en actuele casuïstiek. Partners uit de praktijk blijven direct betrokken bij de nieuwste theoretische inzichten en hebben goedkope krachten ter beschikking om vraagstukken mee op te pakken.
Soms resulteert zo’n samenwerking in een baan voor betrokken studenten. De partnerorganisatie weet dat deze studenten bekend zijn met het bedrijf en haar actuele vraagstukken, maar ook dat betreffende studenten relevante kennis en vaardigheden meebrengen. Studenten worden ook gestimuleerd (zelf, of samen, al dan niet op basis van of in het verlengde van een projectopdracht) een eigen bedrijf te starten.
In het WO levert samenwerking al snel een groter spanningsveld op. Enerzijds is praktijkgericht onderzoek goed mogelijk, afhankelijk van de discipline (bedrijfskunde leent zich hier eerder voor dan theoretische wiskunde) en de doelstellingen van het onderzoek. Dit type wetenschappers werkt dan ook samen in bijvoorbeeld het publiek-private onderzoek binnen het topsectorenbeleid. Voordeel is dat onderzoek direct relevant is voor de praktijk en maatschappij.
Discussie bestaat nog wel over onafhankelijkheid van praktijkgericht onderzoek met cofinanciering uit het bedrijfsleven (‘wie betaalt, die bepaalt’) en de presentatie van (de beperkingen van de) resultaten in context van het onderzoek. De externe validiteit, generaliseerbaarheid, is soms minder sterk dan zoals dit wordt gepresenteerd door partijen. Transparantie en reproduceerbaarheid van onderzoek (en vooral de resultaten!) zijn daarom ook essentieel voor het vertrouwen in de wetenschap.
Anderzijds is er meer fundamenteel onderzoek wat zich niet (direct) goed leent voor toepassing. Dit is niet in de aard of doelstelling van het (‘curiosity-driven’) onderzoek. Voor bepaalde vormen van onderzoek is serendipiteit nodig, waar soms onverwachte (zeer bruikbare) resultaten uit voort komen. Denk aan de magnetron als bijvangst van onderzoek naar radartechniek.
De Europese Future Emerging Technology (FET) flagship onderzoeksprojecten zijn hiervan eveneens een goede illustratie. Zo zitten anno 2020 twee Europese flagship-projecten in de afrondende fase: een over het basiselement grafeen en een over het menselijke brein. Uitkomsten van dit soort 10-jaren projecten zijn vooraf niet altijd helder, noch de toepassingen die hieruit (kunnen) volgen. Wel staat buiten kijf dat deze onderwerpen zeer relevant zijn voor de toekomst en dat er (onverwachte) resultaten zullen worden geboekt. Daarnaast resulteren dit soort meer-jaren projecten vaak in structurele (internationale) samenwerking tussen wetenschappers, alsmede de ontwikkeling en het gezamenlijk gebruik van (ICT)-infrastructuur.
Zo ook maken innovatielabs een sterke groei door in allerlei variaties. Denk aan onderwijslabs waarbij wordt geëxperimenteerd met (nieuwe) onderwijsvormen, veelal samen met partners uit het bedrijfsleven. Bij onderzoekslabs wordt vaak gedacht aan fysieke lab-infrastructuur. Een recente tendens is de opkomst van zogenaamde AI-labs, welke bruikbaar zijn voor zowel onderwijs als onderzoek. De ICT-infrastructuur centraal staat ten behoeve van het verzamelen, combineren, ontsluiten, analyseren, interpreteren van (big) data. Opslag en rekencapaciteit zijn daarbij cruciaal.
Een weer andere tak van sport is de innovatie (noodzaak) vanuit defensie. In de VS wordt bijvoorbeeld door DARPA (Defense Advanced Research Projects Agency) op jaarbasis circa US$ 3,5 biljoen uitgegeven[i]! Een ander klassiek voorbeeld is dat er tijdens de Vietnamoorlog meer soldaten doodgingen door malaria dan door kogels. Dit heeft geresulteerd in een enorme financiële injectie in onderzoek naar malaria.
Tot slot levert de ruimtevaart grote bijdragen aan de maatschappij, soms direct, soms neemt burgertoepassing meer tijd. De maanmissie 50 jaar geleden in 1969 heeft als bijvangst bijvoorbeeld toepassingen in de medische sector, het verkeer (GPS), thuis (koken met tefal pan), zonnepanelen en nog veel meer[ii]. Anno 2020 wordt het belang van trans-disciplinair onderzoek ook steeds breder onderkend, mede in relatie tot maatschappelijke uitdagingen[iii].
Kortom, zowel fundamenteel onderzoek als praktijkgericht onderzoek zijn beide van belang. Het is aan de overheid om hierin een goede balans te vinden. De kennisinstellingen zelf zijn aan zet om (meer) synergie te creëren tussen onderwijs en onderzoek, maar ook de brug te slaan naar (het faciliteren van) ondernemerschap. Het HBO en WO kunnen hierbij nog veel van elkaar leren.
[i] https://www.darpa.mil/about-us/budget
[ii] https://www.spacepage.be/artikelen/ruimtevaart/algemene-info/ruimtevaart-in-ons-dagelijks-leven
[iii] https://www.oecd-ilibrary.org/science-and-technology/addressing-societal-challenges-using-transdisciplinary-research_0ca0ca45-en
Comments are closed.